Multiculturele samenleving?
19-11-2008.
Dagelijks worden we geconfronteerd met een aantal conflicterende aspecten van onze
multiculturele samenleving. Ook in de media is het een dagelijks onderwerp. Politici en
juristen hebben er de handen vol aan. Filosofen en sociologen denken na over hoe we
ondanks alle verschillen toch tot een harmonieuze samenleving kunnen komen. De
moderne westerse democratie is gebaseerd op christelijke ideeën. Vrijheid en gelijkheid
vormen de grondwaarden. De vrijheid van godsdienst is een principe dat is voortgekomen
uit de Reformatie. Niemand mag om zijn geloof benadeeld worden. Dit ideaal van
gelijkberechtiging werd al die eeuwen nagestreefd door katholieken en protestanten. De
joden werden gedoogd.
Met de grote toevloed aan immigranten uit een niet-christelijke gemeenschap, zoals de
moslims, diende zich een andere geloofsgroep aan. De principes vrijheid en gelijkheid
bleven onverminderd van kracht, vanuit de westerse positie. Het is echter
eenrichtingsverkeer. Want de dominante, fundamentalistische versie van de islam
hanteert een uitsluitingmechanisme dat binnen noch buiten de islam ruimte laat voor
dialoog.(1) Er is maar één absolute waarheid en dat is die van de islam. Eigenlijk is dit
niets nieuws. Het Jodendom, het christendom en de islam zijn alle drie religies die menen
de Waarheid in pacht te hebben. Zij zijn gebaseerd op goddelijke openbaring en alle drie
afkomstig uit wat tegenwoordig het Midden-Oosten heet.(2) In elk van de drie
openbaringsgodsdiensten zijn fanatieke groeperingen actief, die nadrukkelijk van zich
laten horen. Deze fanatieke houding bemoeilijkt de communicatie met elkaar en het
begrip voor elkaar. Verschillende cultuurpatronen, verschillende normen en waarden
staan in deze situatie lijnrecht tegenover elkaar.
Hofstede noemt het Jodendom, christendom en de islam 'westerse' religies in tegenstelling
tot de oosterse religies zoals confucianisme en boeddhisme. Binnen alle drie de westerse
religies bestaan op dit moment politiek invloedrijke fundamentalistische stromingen die
een bedreiging vormen voor de wereldvrede. Er is een periode in de geschiedenis geweest,
van ongeveer de 9de tot de 14de eeuw, waarin de islamitische wereld niet alleen militair
maar ook wetenschappelijk voorop liep, terwijl christelijk Europa in duisternis was
gehuld. Met de Renaissance en de Reformatie zijn de christelijke landen de weg van de
modernisering ingeslagen, terwijl de islamitische wereld zich terugtrok in de traditie.
Vandaag de dag is de westerse techniek doorgedrongen in de wereld van de islam. Er zijn
traditionele en moderne vormen van de islam, maar de eerste zijn nog sterk en agressief.
De problemen van achterlijkheid en armoede worden door sommige groepen beantwoord
met een roep om opnieuw de sjari'a in te voeren. Islamitische landen die tijdelijk enorme
rijkdommen verwierven uit hun oliebronnen hebben zich nauwelijks beter aan de
moderne wereld aangepast dan andere, die arm gebleven zijn.(3) Gedurende de tweede
helft van de twintigste eeuw zijn veel moslims geëmigreerd naar westerse landen. In
Europa had de islam omstreeks 2000 ongeveer 10 miljoen aanhangers, nu in 2008
inmiddels zo'n 15 miljoen. Velen van hen zijn opgenomen in de arbeiders- en
middenklassen en islamitische westerlingen geworden. Sommigen zijn niet geïntegreerd
en een onderklasse gebleven, teruggetrokken in getto's. Hofstede concludeert dat de
geslaagde euro-moslims een belangrijke rol kunnen spelen bij het banen van een weg
voor de islam naar moderne welvaart.
Er zijn dan wel euromoslims, maar kunnen we op een euro-islam hopen, die zich met
onze vrijheidsrechten verzoent? Deze vraag stelt Walter Schmithals (emeritus hoogleraar
nieuwtestamentische theologie aan de Humboldt-universiteit Berlijn) in zijn artikel
'Islam heißt Staatsreligion' in Die Zeit van 9 februari 2006 naar aanleiding van het
islamitisch protest tegen de Deense spotprenten over de profeet Mohammed.(4) Deze
nieuwe interpretatie van de islam zou, om de integratie in westerse
samenlevingsverbanden te vergemakkelijken, bepaalde waarden van de westerse cultuur
moeten opnemen. Met name de scheiding van religie en politiek en de erkenning van
individuele mensenrechten. Schmithals noemt vervolgens enkele redenen waarom dit een
onhaalbaar streven is. Ondanks dat zowel het christendom als de islam op openbaring
zijn gebaseerd is er een belangrijk verschil. De bijbel is een menselijke getuigenis
geïnspireerd door de openbaring van God in Jezus Christus. De koran is voor de islam de
openbaring zelf. Dit boek geldt als gelijkaardig aan God, het is zijn ongeschapen woord.
Wanneer in de koran de oud- en nieuwtestamentische woorden en verhalen afwijken van
de Bijbelse versie, ligt dat dus niet aan een vergissing van de zijde van Mohammed, maar
hebben veeleer de joden en christenen hun geschriften later vervalst. Vanwege zijn
gelijkaardigheid met God kan de koran ook niet vertaald worden. Men leert deze teksten
uit het hoofd, de verzen worden bij het bidden opgezegd, ook als men de betekenis ervan
niet begrijpt. Schmithals houdt het haast niet voor mogelijk om dit gesloten en sterk
geritualiseerde systeem te doorbreken, zonder de islam substantieel te veranderen. Hij ziet
zich nog in zijn scepsis versterkt als men bedenkt dat de koran de moslims ook aan de
sjari'a onderwerpt. Hierdoor worden de gehele levensverhoudingen van de moslims
geregeld: religie, moraal, cultus, cultuur, rechtspraak en politiek. Dit beperkt de
hervormingsidee dat staat en kerk, respectievelijk religie en politiek gescheiden zouden
moeten worden. De islam voorziet niet in een soort kerkelijke organisatie naast een
staatsorganisatie.
Daarnaast heeft de islam een radicaal monotheïsme als theologisch fundament. De
grondbelijdenis luidt: 'Er is geen god naast god'. Met deze geloofsbelijdenis waarschuwt
de koran voor de christen, die de vader een zoon erbij gegeven heeft en daarmee in het
polytheïsme vervallen is. Dit strikte monotheïsme kan omwille van de identiteit van de
islam onmogelijk prijsgegeven worden en het verbiedt elke vorm van scheiding van
religie en staat. De belangrijke filosoof en geestelijke vader van Pakistan, Sir
Muhammad Iqbal (1873-1938), heeft geprobeerd de islamitische cultuur te verbinden
met het westerse denken. Hij heeft er echter steeds op gehamerd dat de islam geen kerk,
maar een staatsinstelling is, dat de religie geen private aangelegenheid is, maar het
fundament van een omvangrijk maatschappelijk organisme. Het is dat strenge
monotheïsme dat een combinatie van authentieke islam en open democratie uitsluit.
Daarom moeten we de hoop op een multiculturele samenleving niet verbinden aan de
droom van een euro-islam. Natuurlijk zijn er euromoslims, die vaak met argwaan door
hun geloofsbroeders worden bekeken; maar een euro-islam kan niet bestaan, denkt
Schmithals.
Het principe van de scheiding van kerk en staat, dat een fundament vormt van de
westerse samenleving, geldt dus voor moslims niet. Hoe staat het dan met de principes
vrijheid en gelijkheid? Hoe kunnen we in harmonie samenleven met een
bevolkingsgroep die deze principes niet kan onderschrijven? De confrontaties met
uitingen van fanatisme kunnen we niet wegkijken. Die moeten we onder ogen zien en
hanteren. Want agressie is onacceptabel. Laat ik één voorbeeld noemen. Toen op een
warme lentedag vorig jaar een lerares in Lokeren door een groepje allochtone jongeren in
elkaar geslagen werd en uitgescholden werd voor hoer omdat ze een topje droeg, dacht ik:
alle burgemeesters in Vlaanderen moeten de dialoog aangaan met de
moslimgemeenschap in hun gemeente. Zoals de imam elke vrijdag zijn toehoorders
inprent dat vrouwen die geen hoofddoek dragen hoeren zijn, zo moet er vanuit ons
democratisch systeem dagelijks duidelijk gemaakt worden dat in ons land vrouwen die
geen hoofddoek dragen géén hoeren zijn, maar vrouwen die gerespecteerd moeten worden
en die bovendien met rust gelaten willen worden. Er gelden regels van hoffelijkheid en
discipline. In onze samenleving zijn vrouwen gelijkwaardig aan mannen.
Het is duidelijk dat de voorschriften van het geloof de emancipatie van moslimvrouwen
en moslimmannen in de weg staat. En dat is droevig. In onze open samenleving zien wij
liever mensen die zich vrij kunnen bewegen en ten volle kunnen ontplooien. De
multiculturele samenleving heeft enkel legitimiteit als de personen hun vrijheid en
gelijkheid daarin adequaat kunnen verwerkelijken.

1. Abdulwahid van Bommel, 'Islamitisch wijsgerig denken', in: Edith Brugmans (ed.) Cultuurfilosofie. Katholieke,
reformatorische, humanistische, islamitische en joodse reflecties over onze cultuur (Budel 2002) 318-319
2. Geert Hofstede en Gert Jan Hofstede, Allemaal andersdenkenden, omgaan met cultuurverschillen (Amsterdam/Antwerpen
2005) 202
3. Geert Hofstede en Gert Jan Hofstede, Allemaal andersdenkenden, omgaan met cultuurverschillen (Amsterdam/Antwerpen
2005) 232-235
4. Walter Schmithals, 'Islam heißt Staatsreligion', in: Die Zeit. Wochenzeitung für Politik, Wirtschaft, Wissen und Kultur
(Hamburg 09.02.2006)
Magda Heeffer
Door Magda Heeffer.